The Writing Of
Een nieuw boek, begint dat als een eigen initiatief of gebeurt dit eerder op vraag van de uitgever?
Een échte schrijver schrijft exact wat zijn ziel en zijn verbeelding hem ingeven en weigert zijn boek te plooien naar de commerciële vereisten van anderen. Ik begrijp niet hoe mensen hun diepste zieleroerselen kunnen onderwerpen aan de eisen van betweterige redacteurs, ook al zijn die blijkbaar zelf niet in staat om een eigen boek te schrijven. Ik zou nog liever in eigen beheer uitgeven op één exemplaar dan ook maar één letter aan de ziel van mijn manuscript te veranderen. Op tik-, spel- en andere fouten na, vanzelfsprekend. Je moet loyaal zijn aan je verhaal en aan je personages, maar niet koppig of megalomaan. Shakespeare had géén redacteur, maar ja, die man heeft dan ook enkel waardeloze prullen afgescheiden.
Hoe begint u aan een nieuw manuscript? Werkt u in detail een schema, een plot uit of gaat u eerder intuïtief te werk?
Ik begin nooit met een wit blad. Ik heb meer dan honderd mappen met daarin aantekeningen voor specifieke onderwerpen. Die mappen laat ik lang marineren, tot ze na verloop van tijd aandikken en versmelten tot een verhaal, een setting, een plot, een structuur waarin een aantal noodzakelijke personages tot leven zijn gekomen. Pas dan begin ik te schrijven. Het is een van de redenen dat ik laat heb gedebuteerd. Dat heeft ook voordelen, want een aantal boeken zijn al half af. En schrijven mét levenservaring is bijna altijd interessanter dan schrijven zonder.
Hoe probeert u elk boek van elkaar te onderscheiden?
Er zijn uitstekende schrijvers zoals Gerard Reve, die dertig keer min of meer hetzelfde boek schrijven, dertig varianten op één centraal thema. En er zijn uitstekende schrijvers zoals mijn favoriet Ian McEwan, die elke volgende keer een heel ander boek schrijven, ook al herken je in al die boeken de hand van de meester. Ik behoor tot de tweede categorie. Ik schrijf echte fictie, geen navelstaarderige lichtjes vermomde autobiografie. Mijn romans zijn het product van mijn verbeelding, fantasie, empathie en observatiezin. En vermits onderwerp, locatie, plot en personages elke keer anders zijn, onderscheiden mijn romans zich vanzelf van elkaar.
Hoe bepaalt u het centrale thema en waar de klemtoon op ligt?
Puur op het gevoel. Je kan heel secuur en gedisciplineerd werken en toch het gevoel hebben dat het verhaal zichzelf schrijft. Bij elk onderwerp wil ik iets zeggen over de wereld waarin we leven, maar er is ook een element dat zich aan de ratio lijkt te onttrekken. Soms lijkt het alsof personages klaarstaan om geschreven te worden, ze dringen zich aan mij op omdat ze tot leven gewekt willen worden.
Elk van mijn romans vertrekt wel van een duidelijke premisse. Bij ‘Een medaille van vlees en bloed’ was dat: hoe hou je vast aan je idealen en principes als het noodlot je een klap verkoopt, en wat zijn de juiste normen en waarden voor onze dolgedraaide maatschappij? Bij ‘Machiavella’ vroeg ik me af ‘Wat denkt en voelt een machtige politica nu écht, wat ze nooit in het openbaar zou toegeven maar wel noteert in haar geheime dagboek?’ en ‘Waar zullen we staan op Europees vlak in 2051?’
Bij ‘Verlangen’ was het uitgangspunt te schrijven over een zelden belicht aspect van de liefde. Want onvervuld verlangen beheerst ons leven en is het begin van alles: zonder verlangen geen voortplanting, geen wetenschap, geen vooruitgang, geen entertainment… En wie is nog nooit ondersteboven gekegeld door tomeloos verlangen? Ik denk dat verlangen in de literatuur onderbelicht is omdat het niet spectaculair genoeg is, en te subtiel. ‘t Is makkelijker te scoren met meer extreme aspecten van de liefde: incest, overspel, pedofilie, bittere echtscheidingen…
Hebt u bepaalde schrijfrituelen?
‘Routine in een intelligente man is een teken van ambitie.’ Dit schreef de dichter W.H. Auden in 1958. Auden stond op kort na zes uur ‘s ochtends, zette koffie en ging aan de slag. Talent heb je of je hebt het niet. Invallen heb je of je hebt ze niet. Je verbeelding is sterk ontwikkeld of ze is dat niet. Die troeven zijn niet mijn verdienste, wel die van de genen, de opvoeding en andere culturele invloeden. Het enige wat je zelf onder controle hebt is ook het meest banale: wat een Engelse schrijfster (ik vergeet wie) schertsend noemde ‘the application of bum to chair’. Met andere woorden: concentratie, werkkracht en zelfdiscipline. De prachtmens Quentin Crisp zei ooit: ‘Je kan niet zestig jaar lang varkens kweken en dan zeggen ‘Eigenlijk was ik voorbestemd om balletdanser te worden’.’ Het interessante aan die uitspraak van W.H. Auden, overigens een van mijn favoriete dichters, is dat zijn rationele, koele discipline op het eerste zicht haaks staat op zijn vaak zeer fijngevoelige en emotionele gedichten. In elk geval wacht ik nooit op de Muze: die is altijd aanwezig, maar ze is een hautaine diva die weigert het vuile werk te doen.
Schrijft u op vaste uren of ligt dit niet vast?
Ik kan me heel goed concentreren en focussen in alle omstandigheden. Ik heb op de luchthaven tot drie keer toe een vliegtuig gemist omdat ik koortsachtig een goed idee noteerde. Ik heb ook ooit op het strand een idee met een stokje in het zand gekrast omdat ik geen pen bij me droeg en bang was die inval te vergeten. Later ben ik teruggegaan om ’m in een notaboekje te noteren. De vloed had mijn tekst uitgewist, maar door het uitgewiste deel te zien, schoot me te binnen wat er had gestaan. Eigenlijk schrijf je altijd. Creativiteit raast maar door, je kan het niet afzetten – dat vind ik zelf het grootste nadeel ervan. Iemand met een 9 to 5 job komt op vrijdagavond thuis en hoeft niet meer over z’n werk na te denken tot maandagochtend. Maar een schrijver heeft geen uit-knop.
Wat zijn voor u de voorwaarden om goed te kunnen schrijven?
Geen. Je hebt een goed idee en je weet dat je vertrokken bent voor maanden of jaren hard werk voor dat boek af is. Het moet af en geen gezeur. Er zijn geen binnenwegen en qua hard labeur is het nooit solden. Ik zit vaak bij prachtig weer binnen te wroeten op een zin terwijl anderen gezellig terrasjes doen. Dat gezegd zijn er natuurlijk dingen die het leed verzachten: je kan jezelf belonen met een mooi uitzicht, lekker eten of seks. Maar al die dingen zijn ook verraderlijk, vooral lekkere seks met een mooi uitzicht.
Wanneer weet u dat uw werk af is?
Een roman schrijven is voor mij alsof een emmer inkt wordt uitgegoten. Ik weet dat het boek af is als ik voor dit specifieke onderwerp geen goede ideeën meer krijg. Eens de laatste druppels inkt uit die emmer zijn gerold, droogt de roman letterlijk op. Mijn vierde en vijfde roman zijn ook bijna af en ik voel elke keer feilloos en puur intuïtief aan: nu is het af, nu moet ik stoppen, want elke volgende toevoeging zal dit boek zwakker maken, niet sterker.
Komt u wel eens vast te zitten tijdens het schrijven? En wat doet u dan?
Neen. Nooit. Ik heb eerder het probleem dat ik tijdens het schrijven aan één boek constant invallen krijg voor andere boeken. Maar dat is een dwangneurose, een vermijdingsreactie. ‘t Is als mensen die zeggen ‘Eerst opruimen/afwassen/winkelen en dàn begin ik te schrijven’. Je mag daar niet aan toegeven.
Bent u bij de eerste proefdruk tevreden of komen er nog verschillende aanpassingen aan te pas?
Redigeren komt in mijn geval vooral neer op inkorten. Soms drastisch: van mijn eerste manuscript van 800 handgeschreven bladzijden heb ik jaren later voor mijn debuutroman ‘Een medaille van vlees en bloed’ slechts een honderdtal zinnen weerhouden.
Is een boek volledig uw eigen werk of moet u bepaalde richtlijnen van uw redacteur en/of uitgever volgen?
Ik moet trouw blijven aan de ziel van mijn personages, niet aan redacteurs. Ik luister wel naar het commentaar van kritische lezers, zoals de zeer ervaren en onderlegde Leo De Haes.
Hoe gaat de lancering van een nieuw boek in zijn werk? Wat mogen we ons concreet voorstellen bij de promotie ervan?
Mijn eerste roman ‘Een medaille van vlees en bloed’ werd doodgezwegen door Knack, De Standaard en De Morgen. Mijn tweede roman ‘Machiavella’ werd ook doodgezwegen door Knack, De Standaard en De Morgen. Zou het feit dat ik voor concurrent Humo schrijf daar iets mee te maken kunnen hebben? Of dat ik niet publiceer bij de ‘juiste’ uitgeverij, waar de eigen boekjes van sommige recensenten verschijnen? Daarenboven weiger ik te netwerken – sommige schrijvers zijn meer netwerker dan schrijver. Eens het boek af is, is het aan de uitgeverij om mij te zeggen wat in hun promoplan past. Ik zal altijd kiezen voor een origineel verfijnd initiatief boven een ordinaire stunt.
Ziet u deze promotie eerder als een verplicht nummer of geniet u daar toch van?
Ik vond het verhelderend dat mijn eerste twee romans toch al duizenden lezers hebben gevonden, ook al werden ze doodgezwegen door sommige literaire critici. Blijkbaar hebben ook lezers al door wat een incestueuze haaienpoel het literaire wereldje is. En ik vond het aangenaam dat ettelijke lezers me al hebben laten weten dat ze ontroerd werden door bepaalde passages in mijn boeken. Toen ik voor het eerst op de Boekenbeurs signeerde, bleken alle lezers die ik daar ontmoette exact het soort beschaafde, verfijnde, gevoelige mensen te zijn die ik voor ogen had als ideale lezer.
Bent u na uw eerdere werken vrij zelfzeker bij het uitbrengen van een nieuw boek, of blijft u de spanning en de druk voelen?
Of je nu honderd literaire prijzen krijgt of honderd messen in je rug, je moet exact schrijven wat je wil. De enige druk die ik voel is tijdsdruk. Laat debuteren heeft als nadeel dat ik wellicht zal sterven voor ik al mijn mooie ideeën heb kunnen uitschrijven.
Houd u rekening met feedback en recensies of doet u gewoon uw eigen ding?
Het allerdomste wat een schrijver kan doen is rekening houden met de gekleurde mening van recensenten die vaak ofwel zelf manuscripten in hun la hebben liggen die niemand wil uitgeven, ofwel te enge banden hebben met bevriende werknemers van een bepaalde uitgeverij. Een boek schrijven is zoals een kind baren: ze kunnen er op pissen, maar ze kunnen het niet terug in de vagina duwen. Ik zou muziekstukken kunnen noemen die mij tot op het bot ontroerden, maar die door critici létterlijk werden afgedaan als ‘stront’. Eén voorbeeld: ‘Berlin’ van Lou Reed werd indertijd door het zogenaamd toonaangevende muziekblad Rolling Stone afgebroken als ‘beschamend slecht’, terwijl het een aangrijpend meesterwerk is. Ik noteer wie als criticus eerlijk en van goede wil is, en later rekenen we af.
Volgt u van nabij op hoe uw boeken het doen in de verkooplijsten?
Neen, om dezelfde reden dat ik geen tijd in sociale media steek: ik hou van traditie, ambacht en tactiel ouderwets langoureus leesplezier, daarom schrijf ik boéken en geen tweets.
Vergelijkt u uw werk met dat van andere schrijvers?
Harry Mulisch, die ik zeker waardeerde, beweerde ooit dat hij zelden of nooit fictie las ‘want je bent of schrijver, of lezer’. Dat lijkt me onzin of een boutade. Natuurlijk lees ik andere schrijvers en leer ik soms iets van hen. Maar ik vergelijken lijkt me zinloos en contraproductief. Ter vergelijking: voor Nick Cave zou het zinloos zijn dat hij zijn oeuvre afmeet aan dat van Clouseau. Je moet je eigen race lopen, niet die van anderen.
Na het verschijnen van uw boek, heeft u dan vooral nood aan rust, of begint u meteen aan een volgend project?
Ik wissel onderwerpen af. ‘Een medaille van vlees en bloed’ was een passionele roman over vriendschap, liefde en principes. ‘Machiavella’ was het geheime dagboek van een politica. En ‘Verlangen’ is een liefdesroman. Die drie boeken schreef ik vlak na elkaar, met tussenin nog een fotoboek met teksten over ‘Venezia’. Ik ben helaas een workaholic. En de stroom van ideeën stopt voorlopig niet. Gerard Reve zei: ‘Na het voltooien van een boek ben ik één dag zielsgelukkig, en dan uitgeput. En daarna begint het tobben weer.’ Ik tob nooit, maar er zit wel iets in.
(Boeken Magazine)