De Tien Waarheden van Serge Simonart

In De Tien Waarheden stelt Stef Selfslagh een interessante sterveling de vraag: “Wat zijn de tien dingen die je in de loop van je leven hebt geleerd en die je als waarheden durft te verkondigen?” Het resultaat: bruikbare levenswijsheden, niet zelden verpakt in snedige oneliners. Aflevering 23: schrijver en journalist Serge Simonart.

“Mooie vrouwen zijn de meest bevoordeelde wezens op onze planeet.”

“Blij dat ik eens niet alleen maar over rocksterren hoef te praten”, zei muziekjournalist en schrijver Serge Simonart (50) aan het begin van ons gesprek. Maar voor we ons over zijn tien waarheden konden buigen, moest er toch eerst iets rechtgezet worden. – Stef Selfslagh

Voor eens en voor altijd: Serge Simonart is een tijd geleden wel degelijk door David Bowie verzocht om diens setlist mee op te stellen. Ik kan het weten, want Simonart heeft mij de tapes laten horen waarop Bowie het hem letterlijk vraagt. “Het is erg, maar dit is voor mij de enige manier om roddels uit de wereld te helpen. Ik kan best tegen een stootje, maar mijn integriteit laat ik niet in vraag stellen.”

Nadat de Bowie-tapes opnieuw waren opgeborgen, haalde Simonart in zijn werkkamer zijn eigen boeken uit de bibliotheekkast: Venezia, zijn ode aan de gelijknamige stad; Machiavella, zijn fictieve dagboek van een politica; en Een Medaille Van Vlees en Bloed, zijn debuutroman. Het ging uitstekend. Sterker nog: zelden had ik me tijdens een interview zo goed geamuseerd. Nu u nog.

1. Het Grootste Gevaar Dat Ons Bedreigt, Is Domheid.

“Ik ga je een aantal uitspraken voorlezen van domme mensen die ik ooit zelf heb ontmoet. Ik heb hun woorden destijds genoteerd omdat ik bijna niet kon geloven dat mensen zo dom kunnen zijn. Gaan we. Een vrouw zei me ooit: ‘Ik heb iets heel origineels gekocht bij Ikea.’ Kan tellen qua dwaasheid. Niet lang daarna sprak een andere vrouw in mijn bijzijn deze gevleugelde woorden: ‘Dat katten twee gaten in hun kop hebben, precies daar waar hun ogen zijn, dat is toch goed bekeken, hè?’ En onlangs hoorde ik een man aan een medewerkster van Brussels Airport vragen: ‘Hoezo de vlucht is afgelast? Ook die in business class?'”

“Je bekijkt me nu alsof ík het probleem ben, maar ik citeer alleen maar, hè. Het is onvermijdelijk dat ook domme mensen stemrecht hebben, maar het is geen zegen voor de democratie. Zie ook: Amerika en Donald Trump. Wie stemt er nu op een man die zijn privé-kapper elke dag driehonderd dollar geeft om van zijn zes resterende haren een geföhnde landingsbaan voor debiele aliens te maken?”

Ik werp op dat democratieën gelukkig over een voortreffelijke eigenschap beschikken: ze leggen slechte leiders aan banden. Wie er een zootje van maakt, zal het in de bestuurlijke driver’s seat niet lang uitzingen. “Het zijn wel democratieën die Ronald Reagan en George Bush hebben verkozen, niet? Door het gevaar van Donald Trump al op voorhand te minimaliseren, ben je in mijn ogen een deel van het probleem. We zullen elkaar nog eens spreken over een jaar of vijf, mijnheer Selfslagh. Wanneer we allebei radio-actief besmet zijn omdat Trump het in zijn geblondeerde hoofd heeft gehaald om een nucleaire oorlog te starten.” (lacht)

2. Wie Tegen Gezag Is, Heeft Meestal Iets Te Verbergen.

“Ik heb het moeilijk met mensen die politie-agenten denigrerend ‘flikken’ noemen. Het is niet omdat er in een korps van 10.000 agenten twee corrupte politiemannen werken dat je moet schelden op die 9.998 anderen die in moeilijke omstandigheden hun job doen. Mijn ervaring is: mensen die tegen gezag zijn, hebben ofwel geheimen ofwel een vervelend karakter.”

Ik vraag of gewapende para’s de straat opsturen er toch niet wat over is qua manifestatie van gezag. “Of dat ‘er toch niet wat over is’? Dat is schapentaal, weet je dat? Probeer je gebruik van turbowoorden in mijn bijzijn een beetje binnen de perken houden. (lacht) Om niettemin op je vraag te antwoorden: de mensen die geen para’s in onze straten willen, zijn vermoedelijk ook de mensen die tegen bewakingscamera’s zijn. Maar als er tien jaar geleden geen camera’s waren geweest in het Centraal-Station van Brussel, had de politie nooit de moordenaars van Joe Van Holsbeeck kunnen pakken” (de scholier die in Brussel-Centraal door twee Roma-jongeren werd vermoord om zijn mp3-speler te kunnen stelen, nvdr).

“We leven in gevaarlijke tijden, er is niks mis met gezag. Het Schengen-akkoord (een Europees verdrag dat het vrij verkeer van personen mogelijk maakt, nvdr) is wat mij betreft pure waanzin. Want eigenlijk zeggen we met dat akkoord: ‘Wees welkom, beste gangsters. We hoeven niet te weten met hoeveel jullie zijn en langs waar jullie ons land zijn binnengekomen, want wij houden van jullie en we zijn allemaal dikke vrienden.’ Dat is een nobele, maar vooral ontzettend naïeve houding die op een dag als een boomerang in ons gezicht gaat terugketsen.”

3. Zelfs De Vijand Heeft Soms Gelijk.

“We hebben lang gedacht dat moslims, katholieken, Joden, vrijzinnigen, atheïsten en boedhisten vredig zullen samenleven als we het hen maar vriendelijk genoeg vragen. Dat blijkt niet te kloppen en dat had het Vlaams Blok in zijn schandalige partijprogramma van weleer voorspeld. Links wringt zich nu in alle mogelijke bochten om toch maar niet te moeten toegeven dat een aantal sombere prognoses van het Blok zijn uitgekomen en dat is fout.

Zelfs de vijand heeft soms gelijk. Je moet durven toegeven dat een ‘alles kan en alles mag’-mentaliteit onze maatschappij onleefbaar maakt.” “Is dat een conservatief standpunt? Het zij zo. De opdeling van mensen in conservatieven en progressieven is flauwekul. Ik ben tégen het Schengenakkoord – wat wellicht conservatief genoemd zal worden – en vóór de gelijke rechten van homo’s – wat dan weer als progressief bestempeld zal worden. Dus wat schiet je daar eigenlijk mee op, met dat onderscheid?”

4. Elke Mens Die Sterft, Is Als Een Museum Dat Afbrandt. (Joseph Conrad, Pools-Brits schrijver)

“Er worden enkel biografieën geschreven over beroemdheden met grote muilen. Maar ook andere mensen moeten hun levenservaring aan de volgende generatie kunnen doorgeven. Er is op dat gebied een mooie taak weggelegd voor de overheid, vind ik. Ambtenaren met een minimum aan empathie en schrijftalent zouden elk jaar interviews moeten afnemen van gepensioneerden: ex-dokwerkers, ex-nachtwakers, ex-taxichauffeurs, noem maar op. Allemaal mensen die door de officiële geschiedschrijving worden vergeten en aan wiens mening volkomen ten onrechte nooit belang wordt gehecht.”

“We ontzeggen ons als maatschappij de kans om iets te leren van de inzichten van gepensioneerden en bejaarden. Zodra mensen stoppen met werken, worden ze onzichtbaar. Tot ze honderd worden. Dan wordt er plots een groot feest georganiseerd en komen er VRT- en VTM-reporters op bezoek om wat betuttelende vragen te stellen. Maar in de eerste jaren na hun pensioen zien we onze senioren niet staan. Terwijl ze net dan nog voldoende helder van geest zijn om hun wijsheden met ons te delen.”

“Als ik op reis ben, spreek ik nooit hippe maar altijd oude mensen aan. Je steekt meer op van een negentigjarige Griek die op een dorpsplein zit te puffen in de schaduw van een olijfboom dan van een blitse discotheekeigenaar.”

Hij vertelt me dat hij voor zijn zoon van vijf regelmatig video’s maakt: one way conversations waarin hij zijn nageslacht levensbeschouwelijk advies geeft. Voor als hij er zelf niet meer is. “Als ik dood ben, zal mijn zoontje helaas verplicht worden om zeer tegen zijn zin te kijken en te luisteren naar meer dan twintig uur gezaag van zijn papa. (lacht) Al zal hij op een dag begrijpen dat ik het uit liefde gedaan heb.”

5. Optimisme Is Een Morele Plicht. (Karl Popper, Australisch-Brits filosoof)

“Als we in het verleden niet optimistisch waren geweest, hadden we vandaag geen electriciteit, geen verwarming, geen auto en geen computer. Alle uitvindingen zijn het gevolg van optimisme. Van niét toe te geven aan gedachten als: ‘Het heeft geen zin’, ‘Ik zal er maar niet aan beginnen’ of ‘Het is een druppel op een hete plaat’. Ik heb meer respect voor mensen die een daad stellen – hoe klein ook – dan voor cynici die niks ondernemen en vanop een afstand commentaar geven. Je moet de maatschappij niet opdelen in gelovigen en ongelovigen, maar in ‘opbouwers’ en ‘afbrekers’. Dat is de échte breuklijn.”

Zou kunnen, zeg ik, maar door de afbrekers ‘afbrekers’ te noemen, jaag je hen weg. Als je er ‘opbouwers’ van wil maken, zal je ook hen optimistisch moeten benaderen. Hij schudt het hoofd. “Sommige mensen zijn niet te redden. Ik ben van nature een optimist, maar ik ben niet naïef. Vandaar ook mijn uitspraken over de multiculturele samenleving. Ik ga er blind vanuit dat alle mensen in het kleurrijke Deurne sympathiek zijn, maar dat wil niet zeggen dat ik mijn deur niet op slot doe. En ik ben helemaal vóór ‘Wir schaffen das’, maar ik zou de uitspraak van mijn goeie vriendin Angela toch willen vervolledigen door te zeggen: ‘Wir schaffen das, maar allicht pas na veel gedoe.'”

Hij zegt dat hij meer houdt van artiesten die warmhartige kunst maken dan van cynische en gewelddadige kunstenaars. Een mening die hij niet bijstelt wanneer Quentin Tarantino ter sprake komt. “In Tarantino-films komt belachelijk veel gratuit geweld voor. Wat ook het onderwerp is van zijn films, er komen altijd uiteenspattende hoofden in beeld. En toch blijven we hem in de media onverminderd ophemelen. Terwijl we zouden moeten zeggen: ‘De nieuwe film van de sadist Tarantino bespreken we niet, want er komt veel te veel nodeloze agressie in voor.’ Journalisten zouden wat meer tegengewicht moeten geven aan geweld, brutaliteit en vuilbekkerij.”

En waar ligt de grens tussen warmhartig en melig?, vraag ik hem.  Is de muziek van Milow gevoelig of gewoon zoutloos?  “Wie zich stoer en cynisch gedraagt, maakt zichzelf onkwetsbaar. Wie toegeeft ontroerd te zijn door een dauwdruppel op een bloem, wordt een makkelijk doelwit. Wil dat zeggen dat de cynicus gelijk heeft en de ontroerde ongelijk? Natuurlijk niet. De spot van de cynicus is niks meer dan een masker. Een harnas waarmee hij zich beschermt. De ontroerde heeft een veel rijker leven.”

6. Alle Belang Is Eigenbelang.

‘Alle belang is eigenbelang’: een verrassend cynische waarheid voor iemand die een hekel heeft aan cynisme, zeg ik. “Dan begrijp je niet wat ik ermee bedoel. Als ik een oud vrouwtje de straat help oversteken, vind ik mezelf een fijn mens. Het positieve zelfbeeld dat ik aan mijn goeie daad ontleen, kan zelfs mijn enige motivatie zijn om die vrouw te helpen. Maar is dat cynisch? Ik vind van niet. Dat ik tegelijkertijd mezelf én anderen een plezier kan doen, is juist goed. De maatschappij kan er maar wel bij varen.”

Jagen we ook in de liefde ons eigenbelang na? Geven we alleen maar affectie in de hoop minstens evenveel affectie terug te krijgen? “Natuurlijk. (Grijnzend:) Als jij je vrouw oraal bedient – hoe matig de kwaliteit van die orale seks in jouw geval ook zal zijn – dan hoop je toch dat je daarna van haar een blowjob krijgt? Zo gaat dat gewoon.”

Ik gooi bij wijze van protest een flard W.H. Auden in de groep: ‘If equal affection can not be, let the more loving one be me’. Een citaat waarrond Thomas Vanderveken in zijn tien waarheden een mooi pleidooi ontwikkelde om liefde vooral niét in de weegschaal te leggen. Simonart wuift mijn protest weg en zegt: “Heel nobel. Maar W.H. Auden heeft nog een veel straffere zin geschreven, over zijn eigen uiterlijk: ‘My face looks like a wedding-cake left out in the rain’. Google hem maar eens. Je zal zien dat die omschrijving on-ge-loof-lijk accuraat is.” (lacht)

7. De Dictatuur In Een Democratie Is Die Van Het Uiterlijk.

“Wetenschappelijke tests hebben het aangetoond: mooie mensen worden – louter en alleen op basis van foto’s – betrouwbaarder, eerlijker en intelligenter bevonden. En als je mooi én vrouwelijk bent, kan de pret al helemaal niet meer op. Mooie vrouwen zijn waarschijnlijk de meest bevoordeelde wezens op onze planeet.”

Ik vraag of hij zichzelf mooi vindt. “Ik ben niet zo lelijk dat ik me zorgen hoef te maken en niet zo mooi dat ik begin te jubelen als ik in de spiegel kijk. Het enige wat mij stoort aan mijn uiterlijk, is mijn lengte. Met mijn 1m95 kan ik niet ongemerkt een kamer of café binnenstappen. En dat is jammer, want ik doe niks liever dan mensen onopvallend te observeren.”

8. Mensen Zijn Schapen.

“Steve Jobs zei ooit: ‘Your time is limited. Don’t waste it by leading someone else’s life.’ Maar veel mensen durven dat niet. Ze zijn zo bang van het oordeel van de buitenwereld dat ze hun leven leiden op basis van de voorschriften van anderen. En dat is er met de komst van de sociale media niet beter op geworden. Waarom zou je je nek nog uitsteken als de kans groot is dat je daar op Twitter & co voor wordt afgestraft?”

“Iemand die ik zeer bewonder, is de persoon die een paar eeuwen geleden als eerste zei: ‘De aarde is niét plat.’ Maar zou die mens dat vandaag ook nog durven zeggen? Als hij na zijn uitspraak gegarandeerd alle sociale media over zich heen krijgt? Ik betwijfel het. De negativiteit en het cynisme op de sociale media werken conformering in de hand. En dat is stilaan een groot maatschappelijk probleem. Voor  je het weet, durft niemand nog iets te zeggen. Terwijl dat meer dan ooit nodig is.”

Hij noemt politieke correctheid, conformeringsdrang en valse bescheidenheid de welvaartsziektes van deze tijd. Allemaal aandoeningen waar hij zelf nochtans weinig last van lijk te hebben, zeg ik. “Ik verontschuldig me niet voor mijn mening, nee. En ik maak mezelf niet kleiner dan ik ben om sympathiek over te komen. Kijk, ik weet dat mensen zeggen dat ik in mijn interviews  te aanwezig ben. Maar waarom vertellen mijn gesprekspartners me dingen die ze aan niemand anders vertellen? Precies omdat ik mezelf als interviewer niet verstop. Stel: jij bent een superster die last heeft van aambeien. Dan zal ik jou eerlijk zeggen dat ik zelf ook een tijdlang aambeien heb gehad. Anders ga jij me nooit iets vertellen over joùw aambeien. Een interview wordt pas een gesprek wanneer ook de interviewer in zijn kaarten laat kijken. En desnoods tussen zijn billen.”

Ik vraag welke non-conformisten hij vandaag bewondert. “Ik hou van Sebastao Salgado, een Braziliaanse fotojournalist. Zijn oeuvre is één grote sociale aanklacht, een oorverdovend pleidooi om de wereld te verbeteren. En ik heb het ook voor Yann Arthus-Bertrand, een Franse fotograaf en ecoloog die de wereld vanuit de lucht fotografeert. Hij zegt met prachtige beelden waar milieu-activisten doorgaans drammerige speeches voor nodig hebben: dat we maar beter zuinig met onze planeet kunnen omspringen.”

9. In Al Wat Goed Is, Schuilt Iets Slechts. En Vice Versa.

“Reizen is tof, maar vervuilend. De nazi’s waren klootzakken, maar er was wel orde. De zon heelt, maar veroorzaakt ook huidkanker. Enzovoort. In al wat goed is, schuilt iets slechts, en omgekeerd. Is het bijgevolg zinloos om een goed mens te willen zijn? Nee. In alles wat we doen, moeten we naar het goede streven. Maar we horen ons wel bewust te zijn van de bijwerkingen van onze daden.”

10. Youth Is Wasted On The Young. (Bernard Shaw, Iers schrijver)

“Jonge mensen beseffen niet hoe fantastisch het is om jong te zijn. En vooral: hoe belangrijk tijd is. Als ik ergens spijt van heb, dan is het dat ik aan de universiteit belachelijk veel tijd verprutst heb. Met rondzwerven, aan de toog hangen, lullen, fuiven. Ik wou dat ik die tijd terugkreeg en kon besteden aan boeken, films en documentaires.”

Ik breng de bekende paradox ter sprake: als je jong bent, heb je wel de tijd en de energie om je dromen na te jagen, maar niet de middelen. “Dat is onzin”, zegt Simonart. “Jongeren moeten niet zeuren. (Tot de bandopnemer:) Beste jongeren, ik ga iets zeggen waarmee ik mij bij jullie niet populair zal maken, maar dat is dan maar zo. Toen ik veertien was, was er qua voorzieningen voor jongeren helemaal níks. Jullie daarentegen krijgen álles: repetitiekoten, DJ-cursussen, skateramps, subsidies, allemaal gratis ter beschikking gesteld door de overheid. Met andere woorden: jullie hebben geen énkel excuus om jullie tijd niet zinvol te besteden. En dat is dus niet de mening van een negentigjarige, dove professor van een rechtse universiteit, maar van iemand die dagelijks met rock ‘n’ roll bezig is.”

Toch jammer dat hij zich niet roert op Facebook en Twitter, zeg ik. Het zou zo geestig kunnen zijn. “Ten eerste heb ik daar geen tijd voor en ten tweede uit ik mijn meningen liever in mijn boeken dan ergens anders. Dit interview is de uitzondering die de regel bevestigt.”