Venezia – La Serenissima
Gustav von Aschenbach had gelijk: ‘Over land met de trein in Venetië arriveren is als een paleis langs de achterdeur betreden. Men moet per boot, vanuit volle zee, deze onwaarschijnlijkste aller steden bereiken.’ Al heeft de nachttrein ook z’n charme: dan open je ’s ochtends je ogen en waan je je in de hemel. Alsof je in een schilderij van Canaletto stapt. Alsof heel de stad een trompe-l’oeil effect is. Alsof Atlantis is verrezen.
Venetië is een aberratie, een anachronisme, een openluchtmuseum, een spookstad, een filmdecor, een mirakel, het uit de hand gelopen experiment van een enigmatisch alchemist-architect. Geen enkele andere stad op deze planeet is àl die dingen.
Venetië is een doolhof, een labyrint ontworpen door een decadente extentriekeling; een mystiek visioen van gekristalliseerde melancholie; het mythische decor van een dagelijks opgevoerde opera waarin enkel de figuranten komen en gaan – waar ooit courtisanes met sleep en parasol flaneerden, lopen nu meisjes met iPads en slow slung jeans.
Als kind dacht ik dat Venetië een migrerende drijfstad was die nu eens aan deze, dan weer aan gene kustlijn aanspoelde. De eerste keer in Venetië verbaasde het me dat het zo dichtbij was, binnen handbereik, en dat ik er binnen mocht – had ik recht op zoveel schoonheid, mocht je hier ongestraft van genieten? Ik kon niet geloven dat dit bestond, en tegelijk niet geloven dat het ooit niét had bestaan.
Venetië is versteende schoonheid, een fossiel, een formatie reusachtige stalagmieten. Na al die jaren en ondanks die menigten is Venetië nog steeds terra incognita, een Schone Slaapster, een verborgen schat. Je doet er aan bovengrondse archeologie – je hebt je de indruk dat je, in elke straat, gewoon door rond te kijken, lang vergeten geheimen ontsluit. De verleiding is groot om achter elke poort, in elke nis, onder elke balk een gouden zecchino of een verloren gewaand manuscript uit de 17e eeuw te zoeken.
Hier is majestueus verval de norm – de pokdalige, afgebrokkelde en verweerde palazzi zijn geen capitulatie maar een triomf, een esthetisch orgasme, subliem patina. Wat niet ruïneus geërodeerd, geoxideerd of gehavend is, valt hier uit de toon. Alleen al door onveranderd te blijven, gaat Venetië tegen de koortsige tijdgeest in.
Geen twee huizen zijn hier identiek, en toch is Venetië een harmonieus geheel. Nergens anders sluiten verleden en heden zo naadloos op elkaar aan. Nergens anders is de geschiedenis zo tastbaar: dietro le quinte (achter het gordijn) wachten courtisanes, dogen en Marco Polo, en was die schim Casanova? Als Leonardo Da Vinci zou verrijzen en Venetië nu zou bezoeken, dan zou hij vrijwel alles herkennen.
In de zomer doet de trillende lucht Venetië een fata morgana lijken. Maar het volstaat om een brug over te steken om opgeslokt te worden door de schaduw. En het échte Venetië ontdek je tijdens haar winterslaap, als mist, nevel, koude en aqua alta haar zelfgekozen isolement vergroten.
Venetië straalt grandeur uit en inspireert grootheidswaan – je hebt de neiging om je grandezza aan te meten, om iets hoofser te lopen dan noodzakelijk is en Chevalier voor je naam te zetten. Maar liever pauper in Venetië dan Koning in Laken.
‘Venetië is een cliché – het Renaissance Disneyland van een koekjesdoos,’ zeggen sceptici. Een cliché, ja, maar dat zijn de Matheuspassie en Eine Kleine Nachtmusik ook. En sinds ‘Death in Venice’ is Mahlers Adagietto alomtegenwoordig. Zullen we die dan ook maar afschaffen? Het is niet omdat gladde opportunisten een kunstwerk kapen, of omdat simpele zielen niet verder kijken of luisteren dan de eerste laag, dat er iets mis is met dat kunstwerk. Massaproductie en massatoerisme doen niets af aan de uniciteit en de waarde van Venetië. Wie van Venetië enkel het cliché ziet, is verwondering verleerd, en vindt ongetwijfeld ook een ontluikende kersenbloesem verdacht, en elk oprecht gevoel een vals sentiment. De vader van een vriendin had van Venetië enkel onthouden dat het ‘stonk.’ Zulke mensen leven misschien in hetzelfde land als ik, maar wel op een andere planeet. Ik weiger een blasé cynicus te worden die niet meer van een zonsondergang kan genieten omdat die op een ziljoen postkaarten werd afgebeeld. Als je niet over Venetië mag schwärmen, waarover dan wel? Dit is de laatste plek ter wereld om koel en afstandelijk en rationeel over te denken.
Als je in de lagune van Venetië wegvaart, richting moderne wereld en Mestre, slibt de lelijkheid aan. Vergeleken met Venetië lijken veel andere steden ontspoord, mismeesterd. Als Monte Carlo en Dubai de hoeren van de nouveau riches zijn, dan is La Serenissima een stokoude maar fiere en elegante douairière. Ik voel liefde en respect voor haar. Ze heeft stand gehouden. Hier kregen de opportunisten binnen het immobiliëngilde nooit voet aan de grond. Hier bleek het ego van moderne architecten die de vadermoord wilden plegen op hun collega’s uit de Renaissance niet bestand tegen een heilig principe: je breekt een parel uit 1432, 1648 of 1792 niet af om er een betonnen gedrocht voor in de plaats te zetten. Ondanks haar ouderdom lijkt deze magische stad de bruidsschat die hoger geëvolueerde wezens aan de aarde schonken.
Toen de wereld op hol sloeg, vergat iemand het Venetië te zeggen. In Venetië kan je ontsnappen aan de tirannie van Nieuw, Sneller, Hoogst. Het is een oase van eeuwenoud hout, marmer en steen in een wereld van beton, plastic en staal. De moderne mens is verweesd en ontheemd, en voelt instinctief aan dat een ontzielde postmoderne wolkenkrabberstad hem niet genoeg voedt. Trekt Venetië niet ook veel bezoekers omdat mensen onbewust willen afkicken en ontluizen; omdat ze verlangen naar een plek zonder bouwovertredingen, koterijen, reclameborden en andere visuele vervuiling? Ondanks het verval is de Dogenstad een rem op de vergankelijkheid. De relatieve onveranderlijkheid van Venetië biedt de ontwortelde, dolgedraaide moderne mens troost. Voor wie hunkert naar schoonheid, puurheid en authenticiteit is Venetië een moreel kompas.
Venetië is immers meer dan een stad: het is een gemoedstoestand, een levensgevoel, een toevluchtsoord voor dromers, een spiritueel kuuroord, een sanatorium voor gewonde engelen.
Er zijn twee soorten mensen. Vampiers die Venetië slechts zien als het idyllische decor van hun eigen navelstaarderige activiteiten, dagjestoeristen en andere Fremdkörper voor wie de Dogenstad slechts een pion op hun schaakbord is, en die Venetië besmeuren met hun aanwezigheid. En devote pelgrims die naar Venetië op bedevaart trekken, en die de heilige stad aanbidden en eer bewijzen, al was het maar door geen zwerfvuil achter te laten, geen lawaai te maken, en bij wijze van goodwill een woordje Italiaans te leren.
Buiten het seizoen, als het geblaat van horden toeristen de hartslag van de stad niet overstemt, heb ik het gevoel dat wij verwante zielen allemaal ontheemde Venetianen in ballingschap zijn, die na een te lang aanslepende Grand Tour eindelijk thuiskomen.
Wie heeft nooit gedacht ‘Woonde ik maar hier’? Maar wat is beter: als allochtoon in Venetië wonen, of jezelf regelmatig belonen met een bezoek aan het paradijs? Ik lees de irritatie en de saturatie in de ogen van sommige Venetianen. Ik ontloop liever het syndroom van Stendhal – ik wil niet immuun worden voor schoonheid, niet bezwijken aan een overdosis. Ik ga dus vaak naar Venetië, maar ook zo weinig mogelijk. Gelukkig heeft Venetië een lange halveringstijd – een bezoek blijft lang nazinderen. En zoals Proust (ook een devoot interim Venetiaan) en zijn Madeleines, kan zelfs in Tsjernobil een lichtinval of een verweerd brok marmer Venetië oproepen. Maar als mijn ziel een ander adres heeft dan mijn lichaam, dan is het adres van mijn ziel Venetië.
En er schuilt ook schoonheid in Venetië bezoeken in verschillende levensfases, met verschillende reisgenoten, zoals de Muze die hier eerst kwam als Alma Mahler, later als Alma Werfel en Alma Kokoshka, en nog later als Lustige Witwe. Of zoals Giacomo Casanova, die zijn geboortestad zag als kind, als patriciër, als glorierijk verleider, als gevangene en als banneling…maar niet als oude man.
Elke dag informeert een nerveuze reiziger die voor het eerst de Dogenstad bezoekt naar de kortste weg naar zijn hotel. ‘De kortste of de mooiste?,’ hoorde ik de conciërge van hotel Des Bains ooit vragen. De toerist die voor de mooiste weg koos, dwaalt nog steeds rond. Verdwalen is één van de heerlijkste dingen is die je hier kan doen. Ik hoop dat u vaak in dit boek verdwaalt. Verdwalen is Venezianissimo.
(fragment uit het fotoboek ‘Venezia’)