Royal De Luxe
Serge Simonart
Wie de vorige passages van de Reus, de Kleine Reuzin en de Olifant van Royal De Luxe in Antwerpen meemaakte, behoeft geen inleiding – die krijgen al kippenvel van ontroering bij het lezen van de naam. Ik ken mensen die hun reis hebben afgezegd omdat Royal De Luxe komt.
Sinds 1979 maakt RDL imposant straattheater, waarbij spektakelmachines op onverwachte plekken opduiken, en de hele stad wordt betrokken in een verhaal. De wonderlijke exploten van RDL verhouden zich tot ander straattheater zoals ijsblokjes tot een gletsjer. In 2007 zorgde de doortocht van de Sultan en zijn Olifant voor een ware volksverhuizing: meer dan 700.000 mensen kwamen kijken. Nooit eerder was een evenement zozeer the talk of the town. De zomer van 2010 kreeg Antwerpen het hoge bezoek van de Duiker en de Kleine Reuzin.
Nantes – toevallig of niet ook de geboortestad van die andere visionaire dromer, Jules Verne. Aan de oever van de Loire liggen in twee enorme hangars brokstukken van vorige spektakels: de extra large hangmat van de Kleine Reuzin, de slagtanden van de ontmantelde Olifant, een gedemonteerde neushoorn van acht meter… Onder het stof ligt een marionet waarvan de rok een paraplu is, en de voeten twee strijkijzers. Overal lassen en frezen en timmeren vaklui aan nieuwe projecten. Deze plek lijkt nog het meest op het atelier van Dr. Frankenstein. Hier wordt met grote toewijding aan de reuzen gewerkt – ik zag daarnet iemand liefdevol langs een vers gefreesde neus strijken. ’t Was alsof de reus al een beetje leefde. Chef Speciale Effecten Etienne Louviaux last de trommel van een gigantische revolver vast, en grijnst.
Louviaux ‘Er zijn hier medewerkers die tegen hun reuzen praten (glimlacht). De details maken het verschil. Neem deze schoen van de Duiker (een schoen van drie meter): echt leer, echte zolen, koper voor de gesp. Wat wij doen is des bétises visionaires creëren. Het is moderne mythologie, een mengeling van ongebreidelde fantasie en geschiedenis. Onze artistiek directeur Jean-Luc houdt niet van het woord ‘neen’, en nog minder van de uitdrukking ‘dat is onmogelijk’. Heel ons bestaan is één groot technisch probleem. In Ijsland moesten we een nep-geiser creëren die een auto van duizend kilo tien meter de lucht in schoot. Begin er maar aan. Werk en vrije tijd vloeien in elkaar over. Voor de verjaardag van een vriend hebben we een auto doen ontploffen en lava gespuwd. Nee, de buren protesteerden niet: ’t was op het platteland, en die vriend is burgemeester van het dorpje.’
Ik ga naast het van de romp gescheiden hoofd van de Reus staan. Het hoofd van de technische afdeling, Jean-Yves Aschard, demonstreert me hoe de ogen werken.
Aschard ‘Hier werken is alsof je de leiding krijgt over een laboratorium én een aangrenzende winkel van speelgoed voor volwassenen, en je beide naar hartelust mag laten ontploffen. ’t Is zoals met popmuziek: als je een plaat te gladjes doet klinken, tast je de ziel van een song aan. Het luistert nauw: deze ogen moeten emoties opwekken. Wij maken overmaatse Reuzen, maar we houden niet van het woord ‘spectaculair’: dat volstaat niet. Onze projecten moeten poëtisch zijn. Als je zoals wij een vork van vijftien meter smeedt, dan haal je het Guinness Book of Records, maar op zich betekent dat niets. Wat mensen ontroert is dat wij ambachtelijk werken. We laten onze materialen ook niet massaal in China maken. Af en toe kopen we een oude vliegtuigfabriek op, of een garage die sluit. En vroeg of laat kunnen we iets van dat veredeld schroot verwerken in een project. Of we kopen een negentiende-eeuws stuk speelgoed aan, waarvan iedereen het bestaan al lang is vergeten, en we geven er een draai aan. Ik hou van de poëzie dit voortspruit uit het tot leven wekken van vergane glorie of het hergebruik van materialen die anderen als voorbijgestreefde rommel zouden bestempelen.
Wat alle mensen die hier werken gemeen hebben, is dat het utopisten én justquauboutistes zijn; we geven niet makkelijk op. Dat helpt, want hier in ons atelier objecten creëren is relatief makkelijk. Maar toen we naar China en Afrika gingen, moesten we ter plaatse zaken zoals de Applausmachine monteren. Begin er maar aan, in de brousse, met zand en oververhitting en geen electriciteit… Plantrekkerij met gevonden voorwerpen, da’s onze sterkte (lacht).’
Mijn hart bloedt als ik de Olifant hier gedemonteerd zie liggen. Kunnen jullie makkelijk afscheid nemen van een project?
Aschard ‘Nee (lacht). Je creëert zo’n Reus, je reist en leeft er een jaar of twee mee, je zorgt voor hem, het wordt een vriend… je neemt niet alleen afscheid van een object, maar je stapt ook uit een verhaal. Ik ben gescheiden, en afscheid nemen van de Olifant was emotioneel bijna even zwaar. Nee, ’t is niet makkelijk, en er is fel gediscussiëerd over nut en onnut van het uitwissen van projecten. Maar Jean-Luc vindt dat de magie niet intact zou blijven als die mythische Olifant bij wijze van spreken nog af en toe in talkshows opdraaft of winkelcentra opent. Plus: als we alle reuzenpoppen moeten bewaren, hebben we elk volgende jaar een extra hangar nodig. Da’s logistiek niet vol te houden. Er komen regelmatig aanvragen van Russische miljonairs die vlakaf zeggen: ‘Ik wil die Olifant. Noem je prijs.’ Maar ook dat is hors question.’
Ik lunch met Jean-Luc Courcoult, het creatieve brein achter alle spektakels van Royal De Luxe sinds 1979. Ik bewonder deze excentrieke man zeer: dertig jaar geleden had hij Een Ideetje, nu smeken (ik wik m’n woorden) stadsbesturen van New York, Berlijn en Mexico City hem om alsjeblief ook iets voor hen te doen. Met in wezen simpel straattheater bereikten zijn ‘petites idées’ al meer dan dertig miljoen dankbare mensen. Zijn aanstekelijke lach galmt door het volle restaurant. De mensen kennen hem hier. Mijn hele verblijf word ik door de burgers van Nantes aangeklampt: ‘Kom je voor Royal De Luxe? Dat zijn de beste ambassadeurs die een stad zich kan wensen! We zijn zo trots op hen!’ Letterlijk. Honderd keer. Aan tafel in het prachtige Art Nouveau restaurant La Cigale ontpopt Courcoult zich tot filosoof. ‘Toen de Olifant door Nantes trok, is de Sultan hier met z’n harem komen eten’, vertelt Courcoult, ‘de mensen stonden met grote ogen tegen de rui te kijken.’
Wat jullie doen is, samengevat: de verbeelding aan de macht.
Jean-Luc Courcoult ‘Wat loopt als rode draad doorheen de geschiedenis van de mensheid? Dat mensen bang zijn van ideeën. Dat visionairen aan de leiband worden gehouden. Dat goeie ideeën stranden in het drijfzand van compromissen, afgedwongen door machthebbers zonder verbeelding. Ik dacht als kind al: dat zal mij niet gebeuren (lacht). Dus ben ik een ambachtelijk dromer geworden.’
U bent zestig, maar het kind in u leeft duidelijk nog.
Courcoult: ‘Godzijdank! Ik heb medelijden met volwassenen die alleen maar volwassen zijn. Als kind was ik erg verlegen. In sloot me op in de boeen van Jules Verne. Op school werd ik gepest. Mijn vader was militair, mijn opvoeding was hard. Ik was verloren, tot een leraar iets zei over een opleiding die verband hield met theater. Ik stak m’n hand op – alsof ik om hulp riep.’
Vertel eens iets over uw debuut? Nu rolt een stadsbestuur de rode loper voor u uit, maar ik veronderstel dat de ongewone aanpak van Royal De Luxe in het begin op veel scepsis stuitte…
Courcoult ‘Enorm! Men vond mij een dromer, een fantast, een rare anarchistische hippie. Het was niet makkelijk. Maar de aanhouder wint. En eerlijk gezegd had ik nooit gedacht dat het zulke grote proporties zou aannemen. Ik was ontgoocheld door het theater – alsmaar die hernemingen van stukken die de bourgeoisie toelaten zich bijzonder te wanen. En het straattheater vond ik te braaf, te eenzijdig en te kleinschalig. Ik dacht: hoe kan je een hele stad laten dromen, niet slechts een handvol toevallige voorbijgangers? Kijk: wat verenigt alle artiesten? Passie! En buitenstaanders proberen die passie te ondermijnen, te castreren: ‘Waarom zoek je niet een gewone job?’ of ‘Dit zal nooit lukken, je vecht tegen windmolens!’ Wel, ik heb me niet van m’n visie laten afbrengen. Maar het was lastig, hoor: ik heb honger geleden, ik had een gezin te voeden… Ik ben vertrouwd met de gedwongen hongerstaking (lacht). De naam Royal De Luxe was een grap; het tegendeel van wat we waren, want we hadden geen cent.’
Coördinator Patrick De Groote van De Zomer van Antwerpen, die al sinds 1993 met u samenwerkt, heeft ooit een nacht in een cel moeten doorbrengen omdat sommige auto’s die in uw spektakel ‘De File’ werden gebruikt niet geregulariseerd waren…
Courcoult ‘Heel nobel van hem. Die anecdote illustreert de lange weg die we hebben afgelegd. Zelf heb ik ook een aantal nachten op politiekantoren en in gevangenissen doorgebracht. Toen we in Ijsland optraden, werd ik gearresteerd door twee enorme vrouwelijke agenten – deux cagoles, echte Brunhildes, zo uit een opera van Wagner gestapt. Het verhaal daar was dat een Reus die op een parking lag te slapen werd gewekt door een onverwachts erupterende geiser. En het lawaai van de auto’s irriteerde hem. Dus vandaliseerde hij auto’s. De lokale commissaris hield niet van straattheater en had al laten merken dat hij tegen z’n zin met ons samenwerkte en beter dingen te doen had. En ’s nachts, na een lange dag én nacht werken, want we moesten stiekem die auto’s installeren, werd ik gearresteerd wegens dronkenschap. Om vier uur ’s nachts onderwierpen ze de hele equipe aan een alcoholtest! Wij zijn artiesten, hè, en het is daar steenkoud, dus natuurlijk drinken wij af en toe een neutje. Of twee. En een dag later wachtten die twee Brunhildes me op aan m’n hotel, en werd ik wéér gearresteerd. Ik zie ze daar nog staan: twee unisono kauwgum ploppende vleesbergen…’
Misschien was het een practical joke en maakten zij op hun beurt deel uit van Ijslands gezelschap dat straattheater maakt…
Courcoult ‘Nee, de boodschap was duidelijk: we moeten jullie hier niet. Ik heb ’s nachts, toen ze me eindelijk lieten gaan, vier kilometer te voet terug kunnen lopen naar m’n hotel. Maar dat is dan weer het mooie van internationaal succes: nu heeft het stadsbestuur van Rejkjavik waarschijnlijk het idee dat ze, als we nooit meer langs komen, toch iets missen. Maar de grootste tegenslag was die keer toen ze, op tournee in Rusland, ons materiaal stalen. Stelen is sowieso fout, maar stelen van, toen nog, arme straatacteurs die in provinciestadjes gratis optreden, vind ik beneden alle peil. Ça m’a fait un mal énorme.’
Als ik President Sarkozy was, zou ik de visionairen van Royal De Luxe ook een vrijgeleide geven om Franse steden te verbeteren. Want dat doen jullie al: de passage van de Reus of de Olifant maakt iets los, en zaait goeie vibraties. In Antwerpen zeiden zelfs politici: ‘Die Olifant is het beste middel tegen de verzuring’…
Courcoult ‘Droom niet te véél, Serge (lacht). De politici gaan ons niet vragen hoe ze het land moeten leiden. Ik ben een product van Mei ’68, ik dàcht vijf minuten lang dat zoiets binnen ons bereik lag. Maar je moet realistisch blijven. Ik kan wel bevestigen dat we een positief effect hebben op een stad: in Santiago de Chile meldde het stadsbestuur ons na afloop dat het percentage misdaden tijdens ons verblijf met dertig procent was gedaald! Niettemin waarschuw ik graag: het is makkelijk de zakken te rollen van iemand die met open mond en het hoofd omhoog staat te gapen naar een Reus die voorbij komt (grijnst). Los daarvan denk ik ook, hoop ik, dat we op een of andere manier tegengif zijn, tegen verzuring, negativiteit, apathie, racisme…’
Het lijkt alsof Royal De Luxe tijdens z’n verblijf de stad naar z’n hand zet: bomen worden tijdelijk gerooid opdat de Olifant of de Reus voorbij kan, gebouwen worden ter beschikking gesteld, het verkeer wordt omgeleid… Wat zijn de grenzen van die vrijheid?
Courcoult ‘We ontwerpen elk spektakel wel op maat van de stad in kwestie. Natuurlijk gaapt een grote kloof tussen de verbeelding en de realiteit. Er zijn allereerst technische beperkingen: zo wou ik dat het huis van de Sultan, dat zich op de rug van de Olifant bevond, kon vliegen, maar dat bleek niet haalbaar. Op de twee jaar dat wij een spektakel voorbereiden, hebben we contact met zowat àlle stadsdiensten. En, zoals het gevleugeld woord luidt: ‘Het onmogelijke neemt iéts meer tijd in beslag’ (lacht). Architecten hebben steevast last van horror vacuum – ze kunnen een leeg plein niet verdragen, dat moet worden volgepropt met gebouwtjes en standbeelden die ons hinderen (grijnst). Soms moeten we de electrische leidingen van de trams laten verwijderen, want die hangen in de weg omdat onze vrienden tot twaalf meter hoog zijn. In sommige steden moesten verkeerslichten gedemonteerd worden. Dat kost moeite, tijd en geld. Soms denkt de politie dat wij megalomaan zijn (grijnst). Het gemakkelijkst was nog de takken van de bomen snoeien om de Olifant door te laten: dat kost niets, het is makkelijk te doen, en desnoods rukte de Olifant ze zélf af.
Soms moeten we forfait geven: de Kleine Reuzin laten passeren onder de Brandenburger Tor in Berlijn bleek onmogelijk. Dat soort belemmeringen hebben we aan het huidige klimaat van paranoia voor terrorisme te danken – veiligheid voor alles! Men vergeet soms: ook angst voor oorlog veroorzaakt oorlog! Angst is een slechte raadgever: vlak voor de Russen in 1945 Berlijn binnenvielen, pleegden veel Duitsers zelfmoord omdat ze geloofden dat de Russen kinderen opaten, mensen martelden… Tja. Ach, deze wereld… Perceptie is alles. Ik las net een prachtig boek over de Kruistochten, maar dan gezien vanuit het standpunt van de Arabieren. Hallucinant! Ach, macht, geld, en in de schaduwen religie, daar heeft het altijd al om gedraaid. Geloven is toch ook, tenminste gedeeltelijk, angst – de angst dat er toch iéts is na de dood, en dat je er op zal afgerekend worden als je op aarde niét religieus was? Ik ben atheïst.’
Religie lijmt ook: de Islam met z’n 72 maagden, da’s klantenbinding…
Courcoult ‘Pardon?’
Osama beloofde zijn martelaars toch 72 maagden in de Hemel?
Courcoult ‘Ohlala! 72?! Begin maar met twéé! Ik heb een paar jaar in Afrika gewoond, daar kende ik vier vrouwen…pff, c’est pas evident! Ik zag daar ook Koningen die honderd vrouwen hadden. Maar zo’n Koning bevredigt niet dagelijks honderd vrouwen, hè, hij kiest er eentje die een paar dagen blijft. De andere 99 zijn gefrustreerd, en zoeken hun heil stiekem elders.’
De muziek waarmee Royal De Luxe live de reuzen begeleidt is geweldig, heel funky, Afrikaans. Dat doet me denken aan de Nigeriaan Fela Kuti, die had twintig vrouwen. (Het toeval bestaat niet: net op dat moment weerklinkt Kuti’s muziek door de intercom van het restaurant)…
Courcoult ‘Is Fela gestorven aan uitputting? Vond hij nog tijd voor de muziek? Onze muziek wordt gemaakt door Les Balayeurs du Désert – eigenwijze, principiële plantrekkers, zoals wij allemaal. Dat is wat ons verbindt: ik geloof dat wij allemaal zeer ongelukkig zouden zijn geweest als we een gewone job hadden gehad. Ik merk dat ons ensemble voor sommigen een toevluchtsoord is waar ze opbloeien.’
U bent met een zwarte reus door Afrikaanse dorpen getrokken. Waar ze van straattheater nog nooit hadden gehoord..
Courcoult ‘Het was ontroerend, magisch, en de dynamiek was totaal anders omdat ze daar natuurlijk écht in magie geloven. Het was puur. Toen de Kleine Zwarte Reuzin haar eerste stap zette, kwamen op de zonet nog lege savanne honderden mensen aangelopen: ‘Het lééft!’ Ze raakten haar aan alsof ze een relikwie was dat Goede Krachten uitstraalde. Zo’n reus is daar ook indrukwekkender omdat er geen hoogbouw is. We moesten ons wel behelpen: bij technische panne was ons team verplicht lateraal te denken, bijvoorbeeld iets te herstellen met een verroeste kapstok. In zo’n dorp gebeurt nooit iets, dus wees maar zeker dat ze binnen vijf generaties nog over die Reuzin praten. En tegen die tijd is het een mythe geworden. In Chili was het impact van de Olifant groter omdat daar de cultuur van processies nog sterker heerst. ’t Is overal anders.’
Een spektakel bezet drie of vier dagen een stad. Wat is daarbij voor u de essentie?
Courcoult ‘De emotionele ontlading die mensen voelen. Je weet hoe een filmscène soms al maandenlang opgekropte tranen losmaakt? Dat gevoel zie ik elke keer, maar dan véél sterker. Mensen zien de Olifant, de Duiker, de Reus, en zeker de eerste keer zie je hen naar adem happen. Ze hadden verwacht zomaar een marionet te zien, maar ze ontmoeten een nieuwe vriend, een beschermer, een redder die hoop voor de toekomst belichaamt. Ik zag op het nieuws een man van zeventig die huilend van ontroering over de Reus stamelde: ‘Ik hoop dat hij ooit terugkomt.’ Schaal op zich betekent niets, en daarom maken we de reuzen ook menselijk: ze eten, drinken, wassen zich, doen een dutje… Onze spektakels zijn ook direct, ze gaan recht naar het hart, je hoeft geen kunstgeschiedenis gestudeerd te hebben om ze te begrijpen.
Toen we de Rebellie van de Paspoppen in de etalages van twintig winkels opzetten, vond ik het prachtig dat we commercanten zo ver kregen om daar aan mee te werken, zonder enige garantie dat hun omzet zou verhogen. Onlangs is ‘Royal De Luxe’ opgenomen als begrip in de Larousse, dat vond ik ook een kleine overwinning. Maar ik…eerlijk gezegd ben ik zelf nooit tevreden. Na een succesvolle passage door een grootstad, ben ik een week blij, maar dan begint het weer te kriebelen. Dan komt de twijfel: misschien had het toch nog beter gekund…?’
Is dat masochistische niet wat alle creatieve zielen bindt? Wie gauw tevreden is, maakt nooit iets bijzonders?
Courcoult ‘Ja, maar los daarvan ben ik gewoon een lastig ventje (lacht). Een paar dagen na grote euforie sta ik terug op nul, àf.’
Ik zag u vergaderen: u roept, u verscheurt ontwerpen, u bent niet gauw tevreden… De burgemeester van een Chinees stadje dat u bezocht noemde u ‘De Wijze met het explosieve karakter’. Maar de loyaliteit van uw medewerkers is duidelijk grenzenloos. In de ateliers heerst een sfeertje van een republiek binnen de republiek; musketiers: één voor allen, allen voor één.
Courcoult ‘Ik heb een korte lont, da’s waar. Toch zijn mijn mensen… Familie. Vrienden. Vertrouwelingen. De sfeer is explosief, zeker als de première van een nieuw spektakel nadert, ook al omdat de grens steeds wordt verlegd: nu maken we voor de viering van 200 jaar Mexico een reusachtige Zapata, met een revolver van zes meter die écht werkt, en nog een hoop andere effecten, en we staan achter op ons schema, en we moeten technische pannes en andere tegenslagen verteren… (Blaast) Dan is ons atelier een hogedrukketel, hè. Maar mijn gebrul wordt gauw vergeven en vergeten. We zijn chaleureux, menselijke warmte overheerst. Royal De Luxe is een collectief van dromers die op dezelfde golflengte zitten. En we putten energie uit een soort samenzweerderigheid; een sfeertje van ‘Wacht maar, we zullen de wereld weer eens verstomd doen staan! (Een jongeman die met z’n grootmoeder luncht aan het tafeltje naast ons, solliciteert spontaan) Kijk, zo werk ik: niet met CV’s of ‘ons kent ons’, maar via toevallige ontmoetingen. Die jongen was wild enthousiast, en wie weet hebben we een plaatsje voor hem.
(Zucht) Het is niet makkelijk om zo’n compagnie bij elkaar te houden, hoor. Op tournee zijn wij een soort reizend circus, een nomadenstam. Mijn mensen maken ook wel ‘ns ruzie, of ze scheiden, of er komen kinderen… ’t Is allemaal niet zo simpel. Ik ben creatief directeur, maar soms voel ik me ook psycholoog, sociaal assistent en huwelijkstherapeut.’
Een ander element dat Royal De Luxe zo bijzonder maakt, is de verwondering die jullie zaaien. Verwondering is een talent dat mensen als ze opgroeien vaak verliezen – het wordt verdrongen door gewenning, blasé zijn, cynisme.
Courcoult ‘Mijn uitgangspunt is wat ik noem: ‘de logica van het realisme van de verbeelding’. Wij zijn gepassioneerd door het onmogelijke dat doet dromen. Wij ontlokken bij de toeschouwers emoties die worden gegenereerd door de spanning tussen realiteit en verbeelding. We maken een gat in een auto en laten hem dan per kraan ’s nachts over een lantaarnpaal of een boom zakken. De volgende ochtend zie je mensen gapen: ‘Een boom die doorheen een auto groeit, dat kàn toch niet?!’ Een mirakel! Een andere keer hadden we het gerucht verspreid dat de Kleine Reuzin graag naaide, en ene dag later zag je vijf aan elkaar genaaide autobussen staan. Zo’n voorbijganger denkt dan: ‘Ben ik al wakker, of droom ik nog?’ Je stelt dingen in vraag. Je creëert een probleem. Da’s het voorspel, dat prikkelt de verbeelding.
We staken ’s nachts ooit een gigantische vork doorheen het dak van een auto, waarna we dat gat weer dicht solderen. De verwondering van voorbijgangers de volgende ochtend was al een beloning. Maar zo’n stunt volstaat niet. Het wordt pas de moeite als je er een verhaal aan breidt dat een eigen logica heeft. De volgende stap was: een vork in een bus. En daarna: die hele bus letterlijk roosteren aan het spit – een geflambeerde autobus als twintig meter lange saté! Als je zoiets crescendo opvoert, over een week tijd, vloeien verbazing en ongeloof over in betovering en ontroering. En wie het ziet vertelt op het bureau… Mensen bellen elkaar op de gsm: ‘Kom NU kijken, ’t is on-ge-lo-felijk!’ En zo krijg je een domino-effect.’
Het effect van de Olifant op kinderen was ongelofelijk – het leek de Rattenvanger van Hamelen. Ik heb nu al medelijden met de kinderen die te jong zijn om de Duiker meegemaakt te hebben. En jullie hebben de Olifant ontmanteld!
Courcoult ‘Ja, dat komt nooit meer terug. We willen niet in herhaling vallen. En dat geeft ook de boodschap: kom nu kijken, of je hebt het gemist, er is géén herkansing. We willen straattheater maken dat de kracht heeft van een zonsverduistering of een vulkaanuitbarsting. Dat effect krijg je nooit bij gewone straatanimatie. En in het theater eindigt het spektakel aan de rand van het podium – bij ons maken de toeschouwers deel uit van het toneelstuk, we geven hen ook niet de pap in de mond, ze moeten een beetje detectivewerk verrichten om te weten waar en wanneer de Duiker precies langskomt. Misschien hebben we wel een invloed op de ontwikeling van een kind, omdat wij op lange termijn werken. Stel dat een kind vijf was toen de Reus langs kwam, dan was het acht toen de Olifant verscheen, en zal het elf zijn als straks de Duiker komt. En die hele tijd was de herinnering aan de Reus en de Olifant levendig.’
Royal De Luxe belichaamt ook iets dat in de moderne tijd alsmaar schaarser wordt: authenticiteit. Jullie zijn de ambachtelijke tegenpool van het plastic in Disneyland en Las Vegas.
Courcoult ‘Dat geloof ik ook. Ik heb een zesde zintuig voor authenticiteit, dat weet ik zeker. C’est la mayonaise personelle: ik proef meteen of iemand écht is, puur, geloofwaardig. Commerciële evenementen zijn van nature erg berekend. Ze teren op beroemde namen, of op excessen, of op imposante decors. Las Vegas is zélf een decor. Dat creëert een andere dynamiek. En Disneyland was ooit een mooie droom van oom Walt, maar verwondering is al lang niet meer hun hoofdactiviteit. Ons product heeft een ziel, en zoiets beklijft langer.’
Dat vind ik nog het meest wonderlijke: je ziet een reuzenmarionet, je ziét de dertig helpers, lilliputters die haar overeind houden en manipuleren, je wéét dat het straattheater is, en toch geloof je dat die Reus en die Olifant écht leven. Jullie zijn erin geslaagd om een hoop hout en staal een ziel te geven… Alfred Hitchcock noemde het ‘suspension of disbelief’ – de kijker schakelt z’n ratio en argwaan tijdelijk uit…
Courcoult ‘Ah, j’adore Hitchcock! Mooi, hè? De magie blijft intact. Het is alsof we de toeschouwers in een soort trance brengen. Daar ben ik eerlijk gezegd ook trots op. Ik ben een dromende knutselaar. Ik heb techniek gestudeerd: electriciteit, frezen, mechaniek… Mijn eerste stunt was een badkuip op wielen die – door mij vanuit de bosjes met afstandsbediening bestuurd – door een park reed. Grappig, maar zoiets maakt behalve verbazing geen echte emoties los. Maar al die nep dinosauriërs in Amerikaanse pretparken, en andere gigantische monsters en speciale effecten, zijn zeer indrukwekkend, maar zielloos. De ontroering zit ‘m in details: de intensiteit van een blik, de lieve oogopslag van de Kleine Reuzin, het flappen van de oren van de Olifant, het vriendelijke gezicht van de Reus, hun lichaamstaal… Daar hamer ik altijd op tijdens de voorbereiding. En: het zijn Reuzen, géén poppen noch marionetten. Er is een wezenlijk verschil. We laten hen ‘echte’ dingen doen: toen we water van onder de kist waarin de Giraffe zat lieten lopen, riepen kinderen ‘Il fait pipi!’ We laten de Reus ook ’s nachts slapen, snurken, ademen, je ziet zijn borst op en neer gaan. Ook als mensen stiekem ’s avonds komen kijken, blijft de illusie intact.’
Royal De Luxe verkoopt geen merchandising: het zou zeer lucratief zijn om in China kleine Olifantjes of Reusjes te laten maken…
Courcoult ‘Blij dat je dat is opgevallen. Dat heeft alweer te maken met het ‘nu of nooit’ –effect: je was erbij, of je hebt het gemist. En iedereen neemt een ons magie mee naar huis, die hopelijk lang blijft nazinderen. Wij besmetten het geheugen van de mensen – maar met een positief virus (grijnst). Ik wil dat de mensen onthouden: hun eerste grote liefde, de geboorte van hun kinderen, de liefde die ze voelden voor vrienden en familie, én de passage van de Olifant, de Reus, de Duiker. Maar die magie zit dus in het hoofd en in het hart van de mensen, ze bestaat niét in de vorm van plastic souvenirs. Wij houden het puur, we verwateren onze ideën niet. We hebben een paar dvd’s en een fotoboek uitgebracht, maar c’est tout. Helaas is er een concurrent die ons na-aapt, en soms denken mensen verkeerdelijk dat zijn producten de onze zijn.’
Imitatie is vleiend maar ook contraproductief. Heeft jullie succes nog andere nadelen?
Courcoult ‘Ja, het verrassingseffect is weg. Gewenning kan ons niet schaden, want na een aantal spektakels heb je met je publiek een eigen taal ontwikkeld; je zit dan op dezelfde golflengte. Maar (zucht)… Andere evenementen teren op aandacht van de media. Voor ons zijn de media een probleem: ze willen vaak al te vroeg zaken verraden, dus we moeten ze afremmen. En veiligheid is ook een probleem. In Santiago de Chile zagen zelfs de daken zwart van het volk. Letterlijk! Da’s heel vleiend, maar er moet maar één toeschouwer van zo’n dak vallen…’
Wat verwacht je van je publiek?
Courcoult ‘Dat mensen zich overgeven. Dat ze meegaan in ons verhaal. En dat, voor één keer, de kranten het verrassingseffect respecteren. Ons spektakel is een beetje zoals Sinterklaas: de mythe moet intact blijven, anders verzwakt het effect. Het is moeilijk in het tijdperk van het internet iets geheim te houden. Maar ons spektakel zet ook de beperkingen van televisie en internet in de verf: een filmpje over de Duiker bekijken op Youtube verzinkt in het niet bij de échte ervaring: zien, aanraken, ondergaan. We hebben dit spektakel op maat van Antwerpen ontworpen. De dokken zijn eigenlijk gigantische badkuipen die voor de Reus zijn ontworpen, wist je dat? Net zoals Antigoon, de reus waaraan Antwerpen z’n naam ontleent, verliest de Duiker z’n hand, die zinkt tot op de bodem van de Schelde. Daar ligt een oude postzak met brieven van opvaarders van de Red Star Line, de Antwerpse rederij die een eeuw geleden emigranten naar Amerika voerde. De Reus wil ook z’n nichtje terugvinden, de Kleine Reuzin. Wordt vervolgd…!’
(Royal De Luxe zou later een prominente rol spelen in ‘Een medaille van vlees en bloed’, de debuutroman van Serge Simonart)